De geschiedenis van het carillon

Plaats reactie
marjo
Site Admin
Berichten: 861
Lid geworden op: 10-03-2012 22:43

De geschiedenis van het carillon

Bericht door marjo » 12-03-2012 06:09

door marjo le comte op wo jul 09, 2008 16:17

Dit artikel is ook te vinden op:

http://destemvanhetcarillon.webs.com/ap ... t-carillon

Bron: Nationaal Beiaardmuseum, Asten

ca. -2000 De oudste bronzen klepelklokjes werden bij opgravingen in China aangetroffen.

ca. -1520 Sinds het begin van de Shang-dynastie werden in China talrijke klokken en klokkenspelen gegoten. Meerdere zijn gedateerd door het vermelden van een belangrijke gebeurtenis in het opschrift. De klokken zijn doorgaans niet hoger dan 50 cm, een afmeting die in het Westen pas omstreeks het jaar 500 wordt bereikt. Ze hebben bovendien een muzikale functie, iets wat in het Westen niet eerder dan in de middeleeuwen het geval was. Deze oud-Chinese klokken hingen niet in torens, doch stonden in tempels en paleizen opgesteld.

-1500

ca. -1200 De oudste bronzen klepelklokjes van het Nabije Oosten vindt men in het noorden van Iran. Ze behoorden tot het paardentuig.

ca. -900 De oudste Egyptische klokjes kwamen waarschijnlijk niet eerder voor dan tijdens de 22ste dynastie (950-730).

ca. -860 In de ruïnes van de Assyrische stad Nimrod zijn vele klokjes opgegraven. Ze werden onder andere voor het paardentuig gebruikt om het dier tegen boze invloeden te beschermen.

ca. -650 In Ninive werd een bel opgegraven die op grond van zijn versieringen als eenmalig voor de westerse oudheid beschouwd mag worden.

ca. -550 In de bijbel worden de gouden belletjes aan het opperkleed van Aäron beschreven.

ca. -510 Volgens de Romeinse schrijver Plinius hingen aan het praalgraf van de Etruskische vorst Lars Persena klokjes die door de wind tot klinken werden gebracht.

-500

-500-400 De Griek Hippasus beschrijft de relatie tussen de wanddikte van een klinkende bronzen plaat en diens toonhoogte.

ná -500 Vooral vanaf deze tijd worden zowel in Griekse als Romeinse teksten belletjes voor allerlei doeleinden genoemd.

-323 De lijkwagen van Alexander de Grote was voorzien van ceremoniële gouden klokjes.

ca. –100 Rond genoemde tijd en waarschijnlijk al daarvoor werden in Korea klokken bij religieuze plechtigheden gebruikt.

0

ca. 0 Tijdens de Han-dynastie (202 v.Chr. – 220 n.Chr.) kent China een typische klok onder de naam chhun yü. Deze dunwandige, ronde en hoge klok wordt bekroond door een tijger als ophangoog. Ook krijgt de Chinese klok in deze periode een ronde doorsnede. Omstreeks dezelfde tijd komt in Japan tijdens de Yayoi-cultuur (250 v.Chr. – 150 n.Chr) de zogenoemde dotaku voor, een dunwandige eveneens wat grotere klok die waarschijnlijk meer een magische dan een muzikale functie had.

79 Bij opgravingen zijn zowel in Pompeï als Herculanum klokjes gevonden.

100

100/200 Te Tarragone in Spanje werd een bel opgegraven die in het opschrift zegt dat hij behoort aan een zekere Felix die hem gebruikt bij offeranden en tijdens de diensten ter ere van de keizer.

ca. 180 Clemens van Alexandrië verbiedt christelijke vrouwen om tijdens feesten en feestmaaltijden op het gerinkel van bellen te dansen.

vóór 300 Monniken in Egypte gebruiken klokjes.

313 Pas na het Edict van Milaan werd de grote christelijke klok mogelijk.

ca. 314 De Egyptische kluizenaar Antonius de Grote zou altijd een klokje bij zich hebben gedragen teneinde op zijn aanwezigheid in de woestijn attent te kunnen maken.

ca. 330 Constantijn de Grote schenkt Rome een klok.

ca. 380 Johannes Chrysostomus verbood het magisch gebruik van belletjes bij kinderen.

400

ca. 400 In Spanje is het gebruik van kerkklokken inmiddels vanzelfsprekend.

461 St. Patrick in Ierland laat zijn handbel na die de naam kreeg clog-an-udachta. Een lange traditie van Ierse handbellen tot ver in de achtste eeuw werd daarmee in gang gezet. De meeste van die bellen waren uit plaatijzer gemaakt.

ca. 500 In Spanje waren al torens ten behoeve van klokken.

ca. 515 Diaken Fulgentius Ferrandus schreef vanuit Carthago een brief aan Eugippius te Rome over een door hem gegoten klok waarop hij uit nederigheid zijn naam niet heeft gegoten. Klokkenopschriften bevatten toen weinig meer dan een zakelijke informatie.

530 In de kloosterregels van de H. Benedictus wordt de klok als het teken beschouwd dat de werkzaamheden der monniken moet regelen. Ook in latere kloosterregels wordt daar regelmatig over gesproken.

ca. 575 In zijn geschriften spreekt Gregorius van Tours over de luidklok als een normaal verschijnsel.

600

ca. 600 Paus Sabinianus zou omstreeks deze tijd regels voor het gebruik van klokken tijdens kerkelijke diensten hebben uitgevaardigd.

ca. 670 Nadat de Silla-dynastie in Korea de heersende werd, werden ook grote klokken gegoten. Het meest kenmerkende aan deze klokken is de resonantiepijp op de kop van de klok.

698 Te Kyoto in Japan hangt de oudste tempelbel (hoog 124 cm) die in Japan in gebruik is. Mogelijk is deze klok zelfs de oudste in gebruik zijnde ter wereld.

ca. 700 Omstreeks deze tijd kwam in Spanje het formulier voor het wijden van klokken tot stand. In onze streken zou dat op het einde van de achtste eeuw zijn. Dit wijdingsritueel bleef in vrijwel zijn oorspronkelijke vorm tot de tijd van het Vaticaans Concilie in de jaren zestig van de twintigste eeuw behouden.

ca. 700 De H. Bonifacius die in de Nederlanden missioneerde, vroeg in Engeland naar een klok. Deze zal hem, zo schreef hij, veel troost geven bij zijn pelgrimstocht in vreemde landen.

700-1500 In de Hindoe-rijken van Zuidoost-Azië en Indonesië werden talloze zeer fraaie priesterbellen en tempelbellen gegoten. Ze zijn gedecoreerd met uiteenlopende symbolen uit het hindoeïsme en het boeddhisme. Sommige zijn gedateerd.

704 In de biografie van de Schotse H. Columba komt voor de eerste maal het woord clocca voor.

712 Keizer Hsüan Tsang van China laat een klok gieten die waarschijnlijk de zwaarste in haar tijd was.

732 Te Nara in Japan hangt de zwaarste klok van Japan met een gewicht van 26 ton.

771 In Korea was het koning Kyongdok die opdracht gaf tot het gieten van een klok die in genoemd jaar tot stand kwam. Deze nog altijd bestaande klok is ongeveer 280 cm hoog en weegt 72 ton.

789 Karel de Grote verbiedt het dopen van luidklokken om daarmee hagel en bliksem te bestrijden.

800

ca. 850 De oudst bewaarde luidklok bevindt zich in het Museo Pio Christiano te Rome. Deze klok heeft ook een opschrift.

865 Ursus, de doge van Venetië, schenkt keizer Michael III van het Byzantijnse rijk niet minder dan twaalf klokken.

ca. 900 Het eerste automatische spelende muziekinstrument met speeltrommel (fluitspeler) werd door de gebroeders Musa te Bagdad gemaakt.

900-1400 Door monniken werden in deze periode talrijke traktaten geschreven waarin wordt uiteengezet hoe men een reeks kleine klokje, cimbalen genaamd, op toon kan gieten. Ook verschijnen de eerste berichten over het stemmen van klokken door brons uit te hakken of af te vijlen. Het resultaat voldoet echter niet aan muzikale normen. Slechts één spel is bewaard gebleven. Het werd in Bethlehem opgegraven, dateert vermoedelijk uit de twaalfde eeuw en wordt thans te Jeruzalem bewaard. Het werd met hamertjes bespeeld.

968 Een klok voor St. Jan van Lateranen te Rome kreeg een naam, het oudste bericht van dien aard. Het gebruik om een klok een naam te geven begint eerst goed in de eerste helft van de dertiende eeuw.

1000

ca. 1000 De oudste bellen in Afrika ten zuiden van de Sahara komen bij de Igbo-cultuur in Zuidwest-Nigeria voor.

ca. 1100 De oudste berichten over het beieren op klokken dateren uit de twaalfde eeuw. Het gebruik blijft in wisselende mate tot in onze tijd bestaan. Vooral op christelijk-orthodoxe kerken in Oost-Europa wordt nog druk gebeierd.

ca. 1125 De Duitse monnik Theophilus schrijft de oudste verhandeling over het klokkengieten. Hij gebruikte het bijenkorfmodel en maakte klankgaten in de kop. Ook vermeldde hij versieringen op de klok.

1187 Latere Islamitische schrijvers achtten het tot zwijgen brengen van de christelijke klokken in Jeruzalem een van de grootste verdiensten van de herovering van die stad.

1200

ca. 1200 Astronomische kunstuurwerken met onder andere automatische muziekinstrumenten bereiken een hoogtepunt. Het bekendste is het uurwerk van al Jazari dat rond deze tijd in de Grote Moskee te Damaskus werd opgesteld. Resten van een dergelijk uurwerk uit 1357 worden te Fez bewaard.

ca. 1200 Het oudst bewaarde klokkenspel, bestaande uit elf klokken volgens het suikerbroodmodel bevindt zich te Jeruzalem, doch is stellig van Europese oorsprong. Op die klokken zijn namen van tonen gegoten.

ná 1200 Introductie van het suikerbrood- of punthoedmodel. Klokken krijgen dan ook meer en meer een naam en spreken in hun opschrift in de eerste persoon.

ca. 1250 De monnik Vincent van Bauvais noemt drie partiaaltonen van een klok.

ca. 1250 Mogelijk was het Alfonso de Wijze van Castilië die als eerste in zijn Libros del saber de astronomia het automatisch klokkenspel beschreef. Dat moet toen nog door water zijn aangedreven. Rond 1285 werd een dergelijk klokkenspel in een manuscript uitgebeeld. Vijftien jaar later wederom en bovendien toen inclusief de muzieknotatie.

1284 De oudste gedateerde, doch ongesigneerde klok van Nederland bevindt zich in het Fries museum te Leeuwarden.

1285 De oudste nog bestaande gesigneerde klok van Nederland, en wel met de naam van de gieter Christianus, bevindt zich in het Rijksmuseum te Amsterdam.

ca. 1290 De oudste uurwerken met een foliot als echappement ontstaan in Engeland. Hierin is water niet langer de aandrijfkracht doch een gewicht en het regelmatig stromend water niet langer de tijdbasis doch een foliot.

1300

ná 1300 In het Benin-rijk dat in het huidige Nigeria gesitueerd was, wordt de bronsgietkunst geïntroduceerd. Zeker sinds de vijftiende eeuw worden zogenoemde hoofdmanbellen met een vierkant doorsnede gegoten met een hoogte in de orde van grootte van twintig cm. Doorgaans zijn ze gedecoreerd, in het bijzonder met de afbeelding van een gezicht. Benin-klokken, die overigens geen muzikale functie hadden, werden tot in de negentiende eeuw gegoten totdat de Engelsen op het einde van die eeuw de hoofdstad verwoestten. Hun gietkunst werd onder andere door de Yoruba overgenomen, tot op de huidige dag.

ca. 1304 De oudste nog bestaande uurklok zou die van de kathedraal van Bauvais zijn.

1315 De eerste Klokke Roeland voor Gent werd gegoten door Jan van Ludeke en Jan van Roosbeke.

ca. 1325 Introductie van het huidige gotische model alsmede de sjablone of trekmal.

1357 Op de Bu’anaiya Moskee te Fez worden resten bewaard van een monumentaal astronomisch kunstuurwerk en met name een reeks cimbaalklokken die op de hele uren tot klinken werden gebracht. Het uurwerk werd door water aangedreven.

ca. 1370 Omstreeks genoemd jaar verschijnen in talloze steden de torenuurwerken. Utrecht 1369, Maastricht en Deventer 1370, Middelburg 1371, Mechelen en 's-Hertogenbosch 1372 enz. Vrijwel gelijktijdig werden daaraan in sommige steden, dus niet in alle, automatisch werkende voorslagen gekoppeld. Doorgaans bestonden die uit slechts enkele klokjes en lieten niet veel anders dan bim-bam horen. Een eeuw later bezitten vrijwel alle belangrijke steden een voorslag.

1373 De oudst bekende klok die in het klokkengieterscentrum van 's-Hertogenbosch werd gegoten, dateert uit genoemd jaar. Aldaar zou vooral door het geslacht Moer (Moor) tot 1565 ononderbroken luidklokken en op het einde van die periode soms ook kleine beiaarden worden gegoten.

ca. 1375 Introductie van houten letter- en siermatrijzen.

1400

1409 Sinds genoemd jaar tot ver in de zeventiende eeuw kende Utrecht klokkengieters binnen haar muren. De gieters uit het 15de-eeuwse geslacht Butendiic waren de bekendsten onder hen.

vóór 1423 Meerdere zeer zware klokken worden kort voor genoemd jaar in China gegoten. De bekendste is de klok die thans in de Tempel van de Grote Klok hangt, even buiten Peking. De klok heeft een hoogte van 675 cm, een diameter van 427 cm en een gewicht van ongeveer 52 ton.

ca. 1450 Sinds het midden van de vijftiende eeuw tot 1574 zou het geslacht Waghevens zich te Mechelen intensief met klokkengieten bezighouden. Tezamen met de gieters uit het geslacht Van den Ghein waren zij in de zestiende eeuw toonaangevend voor de beiaard.

ca. 1480 Uit deze tijd dateren de oudste berichten over een klokkenspel waarop vanuit een primitief klavier melodieën werden gespeeld. Jan van Bevere deed zulks in 1478 te Duinkerken, in 1481 zou een dwaas te Aalst gespeeld hebben en een zekere Eliseus te Antwerpen. Het oudste ondubbelzinnige bewijs voor handspel dateert echter uit 1510 voor Oudenaarde op een spel van negen klokjes. Omstreeks dezelfde tijd deed de speeltrommel, zij het nog met vaste toonstiften, zijn intrede. De verstelbare stiften zouden nog een halve eeuw op zich laten wachten.

vóór 1492 De pre-Columbiaanse culturen in Amerika bezaten slechts een bescheiden klokkencultuur. Uitsluitend kleine bellen uit allerlei materialen, waaronder ook goud, werden gebruikt. Grotere bellen waren uit vergankelijk materiaal gemaakt, zoals hout en vruchtschalen. De huidige klokkencultuur is dan ook volledig Europees georiënteerd en met name op die van Spanje en Portugal.

1500

ca. 1500 De Italiaan Leonardo da Vinci doet een aantal deels onjuiste wetenschappelijke uitspraken over klokken.

ca. 1500 Geert van Wou uit Kampen, de belangrijkste luidklokkengieter van Nederland en West-Duitsland. Hij goot onder andere in 1497 de befaamde Gloriosa te Erfurt en in 1505 het dertientonige gelui van de Utrechtse Domtoren.

1506 Sinds genoemd jaar tot het einde van de zeventiende eeuw waren te Mechelen klokkengieters uit het geslacht Van den Ghein werkzaam. Zij zijn in de zestiende eeuw toonaangevend voor beiaarden, tezamen met hun collega's Waghevens. De standaardomvang was inmiddels twee diatonische octaven met de toevoeging van de bes (17 klokken). Men stemde de klokken door er brons uit te hakken. Hoewel toonaangevend ondervinden zij niettemin concurrentie van de klokkengieters Moor (Moer) uit 's-Hertogenbosch, Van Trier uit Aken, de Lotharingse gieters enz. Die situatie veranderde ingrijpend nadat de Hemony's in 1644 hun eerste beiaard hadden opgeleverd. Na enige omzwervingen vestigen de Van den Gheins zich in 1725 te Leuven.

1524 De Duitser Christoff Seselschreiber beschrijft onder andere het vormen en gieten van een klok.

1525 Cornelis Waghevens te Mechelen gebruikte waarschijnlijk een orgelpijp voor het controleren van de toonhoogte van een klok.

ca. 1530 De speeltrommel met verstelbare toonstiften doet zijn intrede.

1530 Een kroniekschrijver noteert dat de Vlamingen de andere bewoners van de Nederlanden overtreffen met onder andere de mooie klank van hun klokken waarop zij liederen van afwisselende aard spelen. Vanaf die tijd kwam ook de grote stroom van beiaarden met hand- en automatisch spel eerst goed op gang.

1540 De Italiaan Vannoccio Biringuccio beschrijft in zijn De la pirotechnia het vormen en gieten van een klok.

1578 In dit en de daarop volgende jaren worden in de vrijheidsstrijd tegen de Spanjaarden in Nederland talloze klokken opgeofferd, maar ook geroofd.

1600

ca. 1600 De oudste vermelding van een oefen- of studieklavier komt uit Antwerpen. In dit instrument waren de grote klokken vervangen door aardewerk klokjes met houten klepeltjes. Later werden ook echte klokjes gebruikt, maar nadat omstreeks 1640 de Hemony’s de metallofoon als meetinstrument gingen gebruiken, werd de metallofoon de meest gebruikte vervanging van klokken.

1602 Het oudste bericht over een pedaal in het klokkenklavier komt uit Mechelen.

ca. 1635 Wetenschappers zoals de Fransen Marin Mersenne en René Descartes evenals de Nederlanders Isaac Beeckman en Christiaan Huygens houden zich bezig met wetenschappelijk onderzoek naar de klank van klokken.

1636 In de Chionin-tempel te Kyoto hangt waarschijnlijk de meeste bekende boeddhistische klok van Japan. Ze weegt circa 40 ton.

ca. 1640 Jonkheer Jacob van Eyck doet baanbrekende ontdekkingen inzake klokprofiel, boventonen en stemkunst. Onder andere formuleerde hij als eerste de slagtoon, de toonhoogte waarop het gehoor een klok waardeert. Ook houdt hij zich daadwerkelijk met het stemmen van klokken bezig.

1641 Jacob Noteman uit Leeuwarden gebruikte te 's-Hertogenbosch orgelpijpen als meetinstrument.

1642 De uit Lotharingen afkomstige François en Pieter Hemony vervaardigden als eersten in de geschiedenis een zuiver klinkende beiaard en wel voor de Wijnhuistoren te Zutphen. Zij gebruiken daarbij de metallofoon als meetinstrument. Tot 1678 maakten zij 51 beiaarden die niet langer diatonisch doch chromatisch waren en bovendien een omvang van zelfs meer dan drie octaven konden bezitten. Ten behoeve van tijdmeting en automatisch kwartierspel werden deze veelal door Juriaan Sprakel en later zijn neef Willem van een uur- en speelwerk voorzien.

1648 Theodorus de Sany schrijft te Brussel het oudst bewaarde versteekboek, een verzameling muziekstukken die voor de speeltrommel gearrangeerd en becijferd zijn. Na hem zouden van anderen talloze versteekboeken volgen.

1650

1657 François Hemony vestigde zich als stadsklokken- en geschutgieter te Amsterdam; Pieter vertrekt naar de Zuidelijke Nederlanden, naar Gent.

1658 Voor zover bekend werd de eerste krukluidas voor een grote klok op de Domtoren van Utrecht toegepast.

1657 Christiaan Huygens paste als eerste de slinger in een uurwerk toe.

1662 François Hemony maakte bezwaar tegen het gieten van kleine discantklokjes. Ook zijn broer Pieter was daar geen voorstander van, doch deed het tenslotte in een enkel geval, zoals voor zijn vriend Antoine de Loose te Ename (B.) in 1676. Ook Gouda kreeg enkele jaren later kleine klokjes in de nieuwe beiaard.

1664 Pieter voegde zich bij zijn broer François te Amsterdam. Laatstgenoemde stierf in 1667 waarna Pieter stadsklokken- en geschutgieter werd. In de periode rond genoemd jaar kwamen de belangrijkste Hemony-beiaarden tot stand, zoals voor Utrecht (Dom), Amsterdam (Paleis), Groningen (Martinitoren) enz.

1673 Melchior de Haze te Antwerpen, vrijwel zeker een leerling der Hemony's, goot een beiaard voor het Escorial nabij Madrid. Korte tijd later verwierf hij met voorbijgaan van Pieter Hemony de opdracht voor een zware beiaard te Brugge.

1676 Pieter Hemony voerde een twee jaar durende briefwisseling met Antoine de Loose, abt van een klooster te Ename (B.). Hemony's brieven zijn bewaard gebleven en bevatten talrijke biografische en campanologische bijzonderheden.

1678 Naar aanleiding van het voorstel van de jonge musicus Quirinus van Blankenburg om in de nieuwe beiaard voor Gouda ook in de bassen een cis en dis op te nemen, ontstonden felle discussies over de muzikale noodzaak daarvan. Het vond van de kant van Pieter Hemony en enkele beiaardier- medestanders zijn weerslag in de brochure De onnoodsakelijkheid en ondienstigheid van cis en dis in de bassen der klokken.

1680 Pieter Hemony sterft en wordt opgevolgd door zijn achterneef en onbekwame leerling Mammes Fremy. Enkele jaren later zou deze op zijn beurt opgevolgd worden door zijn broer Claude. Hij was niet veel beter. Er ontstonden talrijke verwikkelingen. Claude's enige beiaard in Nederland is die uit 1686 voor het stadhuis van Leeuwarden.

ca. 1690 De Antwerpse klokkengieter Melchior de Haze ondervond grote kritiek bij de levering van een klokkenspel voor 's-Gravenhage.

1699 Sinds genoemd jaar vond een opleving van de Amsterdamse gieterij plaats onder leiding van Hemony's leerling Claes Noorden en diens compagnon Jan Albert de Grave. Na de dood van de laatste in 1733 of 1734 zou de Amsterdamse gieterij tot in het begin van de negentiende eeuw haar bestaan weten te rekken, zij het zonder enige betekenis voor de klokkengietkunst. De belangrijkste beiaard van Noorden en De Grave dateerde uit 1714-15 voor Middelburg. Maar deze is verloren gegaan.

1700

1705 Tot aan zijn dood in 1733 zou Willem Witlockx uit Antwerpen een vooraanstaande plaats in de beiaardkunst innemen. Zijn voornaamste werkstuk was de beiaard voor het Koninklijke Paleis in het Portugese Mafra in 1730. Hij begon zijn loopbaan als stemmer van een beiaard die Alexius Jullien voor Lier had gemaakt, doch die onmachtig was om de klokken te stemmen. Jullien was de oom van Joseph Petit die zich in 1720 te Someren vestigde en waaruit tenslotte Petit & Fritsen voortkwam.

1711 De Engelsman John Shore vindt de stemvork uit, die later het meest gehanteerde meetinstrument in de klokkengieterij werd. De Italiaan Colbachini te Padua gebruikte omstreeks 1730 als eerste klokkengieter een dergelijke stemvork.

1712 Uurwerkmaker Henricus Joltrain te Antwerpen maakt een trommel met twee stel sporen zodat de trommel dubbel zo veel muziek kan bevatten. Daarna volgden enkele andere van Gilles de Beefe en zijn zoon Nicolas uit Luik. Na het midden van die eeuw werden ze niet meer gemaakt.

1720 De uit Lotharingen afkomstig Joseph Petit, leerling van zijn oom Alexius Jullien en die hem bovendien had geadviseerd om zich in de Nederlanden te vestigen, koos Someren als zijn woonplaats. Hij werd de stamvader van de Petits. In 1815 stopten de Petits met klokken gieten en stichtte schoonbroer Isaac Fritzen de nog altijd bestaande Petit & Fritsen te Aarle-Rixtel.

1725 Klokkengieter Andreas Frans van den Gheyn vestigt zich te Leuven. Zijn nazaten, en sinds 1833 via de vrouwelijke lijn, zouden zich daar tot ver in de twintigste eeuw met het klokkengieten bezig houden.

1730 Johan V van Portugal bestelt twee beiaarden voor zijn paleis te Mafra. Een werd gemaakt door Willem Witlockx, de andere door de Luikse gieter Nicolas le Vache. Het werkstuk van de laatste was in muzikaal opzicht ver onder de maat.

ca. 1733 Omstreeks deze tijd sterven alle bekwame en minder bekwame beiaardgieters. In de Zuidelijke Nederlanden waren dit Willem Witlockx, Andreas Frans van den Gheyn, Alexius Jullien en Antoine Bernard; in de Republiek Jan Albert de Grave. De beiaardgieterij zou een nieuwe fase intreden.

1733 De zwaarste klok van de wereld wordt te Moskou gegoten. Ze heeft een doorsnede van 6,10 m en een gewicht van circa 210 ton. Door een brand brak een stuk uit de rand van de klok. Thans staat ze in het Kremlin op een sokkel tentoongesteld.

1734 De Luikse gieter Jean Baptiste le Vache krijgt van Nijmegen de opdracht om een beiaard te maken. Muzikaal schoot hij volledig te kort, veroorzaakte bovendien talloze moeilijkheden zodat het werk in 1738 tenslotte voltooid moest worden door Peter van den Gheyn en diens achterneef Matthias uit Leuven.

1736 De klokkengieter Joris du Mery wordt als poorter te Brugge ingeschreven. Zijn voornaamste beiaard is die van zijn woonplaats op de Halletetoren (1743-45). Zoon Willem en kleinzoon Jacob die in 1839 stierf zouden zich ook met klokken gieten bezig houden. Maar alleen stamvader Joris goot beiaarden.

1738 De Hoornse klokkengieter Johan Nicolaus Derck levert een klokkenspel aan Gdansk dat scherpe kritiek kreeg van de plaatselijke klokkenist van Nederlandse afkomst. Derck schoot tekort in muziektechnische kennis om een zuiver klinkende beiaard te maken. Al eerder had hij een slechte beiaard voor Kopenhagen gemaakt en niet veel later zou Sint Petersburg volgen.

1738 De Utrechtse stadsbeiaardier J.P.A. Fischer schrijft zijn Verhandeling van de Klokken en het Klokke-spel.

1745 Matthias van den Gheyn wordt te Leuven tot stadsbeiaardier benoemd. Voordien had hij te samen met zijn oom Pieter beiaarden gegoten, zoals voor Nijmegen bijvoorbeeld. Thans zou hij uitsluitend als musicus en componist werken en zulks met groot succes. Als componist werd hij vooral bekend door zijn elf preludia voor beiaard.

1746 Joannes de Gruijtters schrijft te Antwerpen zijn beiaardrepertoire op in wat de geschiedenis zou ingaan als het De Gruijtters-Beiaardboek. Na hem zouden meerdere beiaardiers volgen die hun muziek noteerden, onder andere rond 1800 Johan Berghuys en zijn zoon Frederik Johan te Delft.

1750

1751 De belangrijkste beiaardgieter uit de achttiende eeuw, de Leuvenaar Andreas Jozef van den Gheyn, begint zijn loopbaan met het op orde brengen van valse klokkenspelen van de falende collega-klokkengieters Antoine Bernard en Nicolas Legros. Tot 1786 goot Van den Gheyn 23 beiaarden. Maar die beiaarden zijn doorgaans veel lichter dan die van de Hemony's. Mede daardoor ging Van den Gheyn met zijn klokken hoger in toon dan de Hemony's.

1753 De befaamde Amerikaanse Liberty Bell wordt met een gewicht van 944 kg gegoten. De klok scheurde in 1835 en wordt thans te Philadelphia geëxposeerd.

ca. 1760 Juriaan Spruijt te Hoorn schrijft zijn Beschrijving van Klokken en Klokken- Spelen. Daarin komen een hoofdstuk voor over de metallofoon als meetinstrument en een gebrekkige uiteenzetting over het stemmen van klokken.

1764 De Zwitser Leonard Euler probeert als eerste in de geschiedenis in zijn De sono campanarum de klokpartialen te berekenen. Maar hij slaagt daar niet in.

ca. 1770 Alexius Petit uit Someren, zoon van Joseph, lukt het niet om voor Goes en Nijkerk zuiver klinkende klokkenspelen te maken. Het leidde tot het faillissement van zijn bedrijf en zijn vertrek naar Eindhoven. Omstreeks 1790 werd de gieterij naar Aarle-Rixtel overgebracht. In beide gevallen werd zijn werk op orde gebracht door Andreas Jozef van den Gheyn uit Leuven.

1770 De Engelsman Charles Burney bezoekt gedurende twee jaar muzikaal Europa. Ook aan de beiaard besteedde hij aandacht. Hij had er weinig mee op, hoezeer hij een individuele beiaardier ook kon bewonderen.

1787 De Duitser Ernst Chladni leidt in zijn Entdeckungen über die Theorie des Klanges langs experimentele weg een formule af voor de berekening van de boventonen in een glazen bel.

1791 Koning Bawdawpaya van Opper-Birma geeft opdracht tot het gieten van een klok met een doorsnede van bijna vijf meter en een gewicht van 88 ton. Het is de zwaarste klok van Birma. Twee jaar eerder en ook kort daarna werden eveneens zware klokken gegoten.

1793 Andreas Jozef van den Gheyn, de laatste klokkengieter die een juist klokprofiel kon ontwerpen en de stemkunst volledig beheerste, overlijdt te Leuven.

1795 De klokkengieter Andries Heeres van Bergen sticht te Midwolda een klokkengieterij. De gieterij bleef bestaan tot 1956, hoewel daarna de nieuwe eigenaar nog enkele jaren het bedrijf trachtte voort te zetten, zij het zonder enig succes.

1795 Tot 1801 zou de Franse bezetter in de Zuidelijke Nederlanden niet alleen talrijke kerkelijke goederen confisqueren, waaronder ook klokken, doch bovendien een ware klokkenroof organiseren.

1799 Friedrich von Schiller voltooit te Weimar zijn befaamde Das Lied von der Glocke.

1800

1807 Joachim Hess, stadsbeiaardier van Gouda, schrijft zijn Over de Vereischten in eenen Organist met daarin een belangwekkend hoofdstuk over klokken en beiaarden. Het deed ook regelmatig advieswerk.

1815 Te Aarle-Rixtel wordt door Isaac Fritzen, nadat Henricus Petit in genoemd jaar was overleden en diens broer Everardus zich als klokkengieter had teruggetrokken, klokkengieterij Petit & Fritsen gesticht. In 1818 werd diens zoon Henricus Fritsen gevraagd om de Amsterdamse gieterij voort te zetten. Toen deze voor de eer bedankte, werd die eens zo befaamde gieterij voorgoed gesloten.

1819 Te Stedum in Groningen wordt door klokkengieter Van Bergen vermoedelijk voor de laatste keer in Nederland een klok ter plaatse gegoten.

1825 De eerste handbespeelde voorslag bestaande uit acht klokken wordt in de Verenigde Staten gegoten. Voordien werden ze uit Europa geïmporteerd. Vanaf het midden van deze eeuw was de Amerikaanse klokkengieterij van Meneely toonaangevend in het vervaardigen van deze in feite kleine carillons.

1834 De Duitser Heinrich Scheibler maakt als eerste in de geschiedenis een tonometer bestaande uit 55 stemvorken met een onderling verschil van 4 Hz. De tonometer was in de Engelse klokkengieterijen vanaf het einde van de negentiende eeuw tot het midden van de twintigste het meetinstrument bij uitstek.

ná 1843 Sinds genoemd jaar zouden de klokkengieters met de naam Van Aerschodt, voortgekomen via de vrouwelijke lijn uit de Van den Gheyns, gedurende honderd jaar beiaarden te Leuven gieten. Het waren klankrijke, doch zeer valse beiaarden die vrijwel allemaal weer verdwenen zijn. Toch stemden de Van Aerschodts hun klokken, hetgeen betekent dat zij óf de stemkunst niet beheersten óf slechte meetapparatuur gebruikten. Nochtans namen de Van Aerschodts vooral in de negentiende eeuw een zeer dominante positie in.

1847 De Duitser Johann Wilhelm Gottlieb Pfnor herstemt de Hemony-beiaard van Darmstadt, doch maakt door een totaal gemis aan inzicht in de muziektechnische eigenschappen van de klok ernstige fouten. Het weerspiegelt de tijdgeest.

1850

1852 Jacob Mayer van de firma Mayer & Kühne te Bochum was de eerste die een klok uit gietstaal goot. Vervolgens werden meer dan een eeuw stalen klokken gegoten.

1858 In genoemd jaar en ook daarna werden in Vlaanderen enkele pneumatische beiaardklavieren ontwikkeld. Zonder veel succes overigens.

1858 De Big Ben met een gewicht van bijna veertien ton wordt door Mears & Stainbank te Londen voor het House of Parlement gegoten.

ca. 1860 De Duitser Hermann Helmholtz ontwikkelt resonatoren die als meetinstrument gebruikt kunnen worden. Deze Helmholtz resonators worden ook bij het klokonderzoek gebruikt. De Duitser Franz Melde ontwikkelt een manier om knooplijnen op een klok zichtbaar te maken.

1862 Vanuit de klokkengieterij te Midwolda werd te Heiligerlee een tweede klokkengieterij Van Bergen gesticht die tot 1980 in bedrijf zou blijven. Het was deze gieterij die in 1933 weer als eerste Nederlands bedrijf met een goed gestemde beiaard op de markt kwam.

1867 Petit & Fritsen vervaardigt een beiaard voor het stadshuis van Eindhoven. Het was vals, evenals zijn beiaarden voor Heusden a.d. Maas en Hilvarenbeek. In die tijd werd het bedrijf het meest bekend met de mislukte restauratie en uitbreiding van de beiaard op het Rijksmuseum. Petit & Fritsen zou pas in 1939 zijn eerste zuiver gestemde beiaard maken. Met luidklokken daarentegen was deze klokkengieterij vooral in deze eeuw zeer succesvol.

ca. 1870 De Franse klokkengieter Bollée maakt te Le Mans enkele uitstekend gestemde beiaarden. Maar zijn prestaties blijven in Vlaanderen en Nederland onopgemerkt, zodat Bollée nooit een beiaardgieter van betekenis is geworden. Wel leverde hij in 1866 als eerste Europese klokkengieter een beiaard in de Verenigde Staten voor Buffalo. De huidige gieterij van Bollée is te Orléans gevestigd.

1872 Te Asten sticht Bonaventura Eijsbouts een fabriek van torenuurwerken. Na de eeuwwisseling werden ook beiaarden, voornamelijk met klokken van Gillett & Johnston, ingericht. Maar in 1947 startte het bedrijf een eigen klokkengieterij. In 1949 maakte Eijsbouts zijn eerste beiaard.

1874 De Kaiserglocke wordt in Duitsland voor de Keulse Dom uit op de Fransen buitgemaakte kanonnen gegoten. De klok werd in 1917 ten behoeve van de oorlogsindustrie omgesmolten.

1875

1875 Pianobouwer Frederik Smulders uit Maastricht presenteert het door hem ontworpen beiaardklavier dat de taak van een beiaardier moet verlichten. Er kon echter niet op genuanceerd worden zodat dit klavier allesbehalve een succes werd.

1875 Pastoor J.W. Brouwers houdt op een congres te Maastricht een vurig pleidooi voor de beiaardkunst als een typische Nederlandse kunstuiting. Maar lang niet iedereen wenste de beiaard als zodanig te zien. Maar al te dikwijls zag men de beiaard als een romantisch stukje folklore. In die eeuw werden dan ook veel beiaarden schromelijk verwaarloosd, verdwenen er zelfs enkele of werden gedegradeerd tot een uitsluitend automatisch spelend instrument.

1879 De Engelsman Lord Rayleigh houdt zich sinds genoemd jaar intensief bezig met klokonderzoek. Zijn werk kan als baanbrekend worden beschouwd.

ca. 1880 Vanaf genoemd jaar tot in de jaren zestig van de twintigste eeuw zal het fenomeen slagtoon de gemoederen in de klokkenwereld danig bezig houden. Vrijwel alle klokonderzoekers kozen ook de slagtoon als onderwerp van hun studie. Pas in 1939 werd het vraagstuk door de Nederlander Jan Schouten opgelost.

ca. 1890 De Engelse klokkengieter Taylor introduceert zowel de vaste stemvorken (tonometer) als die met loopgewichten als meetinstrument in de klokkengieterij.

1891 De Savoyarde met een gewicht van ruim 27 ton wordt door Paccard voor de Sacré Coeur te Parijs gegoten.

1892 Jef Denijn, stadsbeiaardier van Mechelen sinds 1887, begint met zijn befaamde zomeravondconcerten, een idee dat sindsdien door vele steden is overgenomen en heden ten dage tot het vaste ritueel behoort. Omstreeks dezelfde tijd brengt hij enkele eenvoudige, doch zeer doeltreffende verbeteringen aan in het aanslagsysteem van een klok. Hij was bovendien een overtuigd voorstander van het tuimelaarsysteem. Als adviseur zou hij die ideeën in talloze steden toepassen.

1895 De Engelsman Arthur Simpson publiceert in het Pall Mall Magazine zijn bevindingen over de wijze waarop een klok gestemd moet worden, een kunst die in de negentiende eeuw verloren was gegaan. Een jaar later maakt de Engelse gieter Taylor een perfect gestemd gelui.

ca.1895 De Duitser Johannes Blessing publiceert een belangwekkende serie artikelen onder de titel Über den Klang der Kirchenglocken. De Engelsen Lord Rayleigh en A. Love houden zich intensief bezig met de berekening van de partiaaltonen.

1896 De Duitse instrumentenbouwer Anton Appunn ontwikkelt een hemisferische bel die een nieuwe periode zou moeten inluiden. Tevergeefs echter.

1897 In Mechelen worden door Jef Denijn en zijn geestverwanten internationale beiaardwedstrijden georganiseerd. Deze bestaan nog altijd en werden ook elders overgenomen. De prestaties bleken sterk afhankelijk te zijn van de tractuur van de desbetreffende beiaard. De tweede wedstrijd vond in 1910 te Brussel plaats. Dergelijke wedstrijden worden in Nederland sinds 1927 georganiseerd.

1900

ca.1900 Stadsbeiaardier Jef Denijn te Mechelen werkt samen met beiaardinrichter Désiré Somers bij de restauratie van beiaarden.

ná 1900 Omstreeks genoemd jaar werden onder andere door Eijsbouts mechanische pianoklavieren voor beiaard ontwikkeld. Weliswaar kon ermee genuanceerd worden, doch ze waren zwaar te bedienen. Het zeer beperkte aantal dat in de loop der tijd gemaakt werd, was rond een halve eeuw later vrijwel weer verdwenen.

1903 De zwaarste klok ooit in Azië gegoten, kwam in Japan tot stand. Ze had een hoogte van circa 7 meter en woog 164 ton. De klok werd in 1942 aan de oorlogsindustrie geofferd.

1904 De Engelse klokkengieter Taylor maakt een zuiver gestemd klokkenspel, het eerste sinds de dood van Andreas Jozef van den Gheyn in 1793.

1905 Paccard uit Annecy levert via Eijsbouts een klokkenspel voor Lochem. De klokken zouden op toon zijn gegoten en waren dus niet gestemd. Het resultaat was een ergerlijk vals klokkenspel. Ook Petit & Fritsen beoefende tot aan de tweede wereldoorlog het uitzichtloze op toon gieten, zoals bijvoorbeeld met een beiaard voor de eerste jaarbeurs in 1917.

1905 De Vereeniging voor Noord-Nederlandsche Muziekgeschiedenis schrijft een prijsvraag uit met de vraag waarom klokken die in de Nederlanden vóór circa 1800 zijn gegoten, zo bijzonder zijn. Er kwam geen antwoord op.

1909 In genoemd jaar promoveert Abraham Vas Nunes te Amsterdam op het proefschrift Experimenteel onderzoek van klokken van F. Hemony. Hij koos daarbij het werk van Lord Rayleigh als zijn grote voorbeeld. Hoofddoel was het zoeken naar een antwoord op de vraag of de Hemony's het principe van de dynamische gelijkvormigheid bij het ontwerpen van hun klokken hebben gebruikt.

1910

1911 Appingendam koopt via de torenuurwerkbouwer en beiaardinrichter Addicks te Amsterdam een klokkenspel bij Taylor. Het was het eerste nieuwe, zuiver klinkende spel in Nederland sinds de achttiende eeuw. In de daarop volgende kwarteeuw zou Addicks zich meer en meer ontpoppen als een vaardig beiaardinrichter. Na 1945 heeft het bedrijf zich niet meer met beiaarden beziggehouden.

1914 Van de hand van de Amerikaanse diplomaat William Gorham Rice verscheen Carillons of Belgium and Holland. Talloze uitgebreide herdrukken zouden verschijnen. Met dit boek en ook andere activiteiten zou Rice zich de vurige pleitbezorger tonen van de Vlaams-Nederlandse beiaardkunst. Hij gaf dit niet alleen gestalte in geldelijke steun aan de beiaardschool te Mechelen die in 1922 gesticht zou worden, maar ook in het propageren van de beiaard in de Verenigde Staten.

1915 Jef Denijn maakt een rondreis door Nederland en geeft daarbij advies over meerdere beiaarden. Onder meer adviseerde hij dringend om de bestaande broeksystemen te vervangen door tuimelaarsystemen. In Nederland breken de broekse en tuimelaarse twisten uit met de centrale vraag aan welk spel de voorkeur gegeven moet worden. Aan het Vlaamse beweeglijke spel met zijn vele tremolo's dankzij het tuimelaarsysteem of aan de eenvoudige Hollandse speelwijze met het broeksysteem. Die strijd zou tot in de jaren vijftig voortduren waarbij de Vlaamse speelwijze in gematigde vorm tenslotte de overhand kreeg.

1916 Utrecht stelt een commissie in om na te gaan of het aan te bevelen is het broeksysteem op de Domtoren te vervangen door een tuimelaarsysteem. De commissie komt tot een negatief oordeel omdat alle leden op één na van mening waren dat hiermee de typisch Hollandse traditie in speelaard en klank verloren zou gaan. Pas in 1951 kreeg de Dombeiaard een tuimelaarsysteem.

1917 De Nederlandse Klokken- en Orgelraad wordt gesticht. Tot in de jaren vijftig zou deze raad adviseren bij restauratie en nieuwbouw van beiaarden. Een van de eerste taken was het keuren van een beiaard die Petit & Fritsen voor de eerste jaarbeurs had gemaakt. Het oordeel van de raad was niet gunstig.

1918 De Nederlandse Klokkenspel-Vereniging wordt te Utrecht in het leven geroepen. Aanvankelijk droeg de vereniging de naam Algemeene Klokkenspel-Vereeniging. Die naam werd echter in 1927 in de huidige omgezet toen definitief bleek dat Zuid-Nederland geen onderdeel van de vereniging kon zijn.

1918 De Duitser Johannes Biehle doet systematisch onderzoek naar luidklokken met verschillende boventoonstructuur.

1919 De eerste Nederlandse beiaard die volgens Denijns ideeën werd ingericht was de Hemony-beiaard op de Eusebiustoren te Arnhem. Maar de verwachte publieke belangstelling bleef uit.

1920

1920 Sinds genoemd jaar tot 1949 hield de Amerikaan Arthur Taber Jones zich intensief en succesvol met klokonderzoek bezig.

1921 De Engelse gieter Gillett & Johnston te Croydon giet zijn eerste zuiver gestemde beiaard. Tot het uitbreken van de tweede wereldoorlog zouden deze gieterij en die van Taylor de wereldmarkt beheersen. Gillett & Johnston beëindigde zijn activiteit als beiaardgieter in 1951; maar Taylor bestaat nog steeds. Gillett & Johnston leverde zijn beiaarden in Nederland via Eijsbouts die ze van een klokkenstoel enz. voorzag en ze bovendien in de torens monteerde. Taylor werkte met Addicks te Amsterdam samen.

1922 Te Mechelen wordt wat nu heet de Koninklijke Beiaardschool 'Jef Denyn' opgericht met Jef Denijn als eerste directeur. Aanvankelijk zou de school al in 1914 gesticht zijn, doch door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd dat verhinderd. In datzelfde jaar werd het Eerste Internationale Beiaardcongres gehouden. In 1925 volgt het tweede te 's-Hertogenbosch. Pas in 1972 werd het derde congres georganiseerd.

1925 Voor de eerste maal wordt een beiaardconcert door de radio uitgezonden.

ca. 1925 De Nederlander dr. W. van der Elst ontwikkelt zijn staafresonator, een variant op de tachometer, om klokkenpartialen te kunnen meten. Het wordt geen succes.

1927 De Duitser Peter Griesbacher schrijft zijn befaamde Glockenmusik, een boek waarin de muzikale aspecten van de luidklok centraal staan. Onder andere wordt door hem als eerste de metaalkwart of secundaire slagtoon gedefinieerd.

1928 De Amerikaan Arthur Taber Jones gebruikt als eerste een toongenerator bij zijn klokonderzoek.

1929 Klokkengieter Michiels uit Doornik levert als eerste in België weer een zuiver gestemde beiaard en wel voor Grimbergen. Daarmee was de rol van Van Aerschodt en andere klokkengieters als leverancier van beiaarden vrijwel uitgespeeld. De activiteiten van Michiels eindigden in 1962.

1930

1930 De Amerikaan Franklin G. Tyzzer classificeert de klokkenpartialen op basis van het aantal knoopcirkels en knoopmerdianen. Hij gebruikte bij zijn onderzoek een toongenerator met excitator.

1933 Klokkengieter Van Bergen te Heiligerlee was de eerste Nederlander die weer een zuiver klinkende beiaard maakte. Die was bestemd voor Rhenen. De gieterij van Van Bergen is in 1980 gesloten. Thans is er een klokkengieterijmuseum in gehuisvest.

1938 Sinds genoemd jaar tot 1950 houdt Jan Arts (frater Getulius) zich intensief en met succes met klokonderzoek bezig. Hij was betrokken bij de ontwikkeling van de stemkunst bij Petit & Fritsen die zijn eerste gestemde beiaard in 1939 maakte.

1939 De Nederlander Jan Schouten ontwikkelt zijn residutheorie waarmee het fenomeen slagtoon als een periodiciteitstoon uitstekend verklaard kan worden. Die verklaring werd echter pas midden jaren zestig algemeen aanvaard.

1940

1941 Van Bergen was de eerste beiaardinrichter in Nederland die de speeltrommel met vrijvallende hamers verving door elektromagnetische hamers die bestuurd worden door een speelwerk waarin geperforeerde banden de rol van de trommel hebben overgenomen. Het was een oud idee dat al in het begin van de twintigste eeuw beproefd werd. Het systeem bestaat nog steeds, zij het dat sinds beginjaren tachtig de speelband geleidelijk aan vervangen is door de computer. De laatste speeltrommel werd in 1958 gemaakt.

1942/43 In de Lage Landen, maar ook elders, eisen de Duitsers 70% van het klokkenbezit op ten behoeve van de oorlogsindustrie. Dankzij sabotage en klokken die toch weer terugkwamen uit Duitsland, werd het niet meer dan ruim 50%.

ná 1945 Het aantal beiaarden zal vooral in Nederland explosief groeien. Hoogtepunt vormden de jaren zestig.

1947 Omstreeks dit jaar werden door de Demka (De Nederlandsche Staalfabriek v/h J.M. de Muinck Keizer) te Utrecht enkele gietstalen luidklokken gegoten. Het werd geen blijvend succes.

1949 Bert van Heuven promoveert te Delft op een proefschrift Acoustical Measurements on Church Bells and Carillons. Daarin worden voor het eerst de stemgrafieken gepubliceerd.

1949 Eijsbouts maakt de eerste Reizende Beiaard in de geschiedenis. Dit spel was tevens de eerste volledige beiaard die Eijsbouts maakte. Twee jaar eerder was Eijsbouts met het gieten van klokken begonnen. Tot 1953 werkte Eijsbouts samen met Lips, de scheepsschroevengieterij te Drunen.

1950

1950 De Oostenrijker Hans-Joachim Neumann promoveert te Innsbruck op het proefschrift Biegungsschwingungen eines Kreisringes. Ein Beitrag zur mathematischen Erforschung der Glocken. De dissertatie bevat enkele principieel onjuiste uitgangspunten en conclusies.

1950 Te Mechelen wordt een start gemaakt met de jaarlijks terugkerende compositiewedstrijden.

1950 André Lehr ontdekt dat de klokkengieters uit de zeventiende en achttiende eeuw de middentoonstemming toepasten. Enkele nieuwe beiaarden worden door Eijsbouts in die stemming gemaakt; ook werd een enkele beiaard in de pythagoreïsche stemming uitgevoerd. In 1952 werden in de pythagoreïsch gestemde beiaard van Nieuwpoort (B.) alle chromatische tonen verdubbeld, zoals bijvoorbeeld cis en des, dis en es enz.

1951 De zogenoemde vrijheidsklok voor Berlijn met een gewicht van bijna tien ton wordt door Gillett & Johnston gegoten.

1951 Door André Lehr wordt een methode ontwikkeld om een klok te ontzweven. In hetzelfde jaar formuleert hij de corrosietheorie met als thema dat klokken door luchtverontreiniging als gevolg van het massaal stoken met kolenkachels ernstig worden aangetast waardoor verminderde klankrijkdom en ontstemming van de klokken. Aanvankelijk ondervond deze theorie erg veel tegenstand.

1953 De Nederlandse Beiaardschool met als eerste directeur Leen 't Hart wordt te Amersfoort geopend.

1955 In de zoektocht naar een klok met een grote terts-boventoon in plaats van een kleine werden door Eijsbouts voor het stadhuis te Zeist klokken gemaakt waarin de terts-boventoon halverwege de kleine en de grote ligt. Het werd allerminst een succes. Pas dertig jaar later werd de queeste naar de grote terts-klok bekroond.

1955 Vooral sinds genoemd jaar is een stroom van nieuwe beiaarden in Nederland tot stand gekomen, dankzij de activiteiten van de Ned. Klokkenspel-Vereniging onder leiding van voorzitter Romke de Waard.

1956 Te Buchenwald wordt een herinneringsklok volgens het bijenkorf-model geïnstalleerd. Ze heeft een hoogte van 2½ meter bij een gewicht van 8½ ton.

1957 Vooral in dit jaar probeerde het Amerikaanse bedrijf Schulmerich in Nederland en België de elektronische beiaard te propageren. Die poging boekte geen enkel succes.

1959 De restauratieproblematiek bereikte in dat jaar te Amsterdam een hoogtepunt. Reeds voordien werd er gerestaureerd, maar de grote stroom kwam pas daarna op gang. Centraal probleem was steeds weer de ontstemming als gevolg van de luchtverontreiniging. Daarnaast kon men niet veel waardering opbrengen voor het hoogste octaaf klokjes in Hemony-beiaarden. Door combinatie van beide factoren zouden meerdere Hemony-beiaarden het hoogste octaaf of zelfs meer verliezen waarvoor dikkere, en daardoor sterker klinkende klokjes in de plaats kwamen. Dit type restauratie was bij sommigen omstreden.

1959 In het kader van het Holland Festival werden vanaf genoemd jaar tot 1977 voornamelijk te Hilversum internationale beiaardwedstrijden gehouden.

1960

1962 Eijsbouts ontwikkelt een ontwerp- en stemtechniek waarmee het mogelijk is om de inwendige kleine terts-partialen exact te laten samenvallen met de uitwendige tertsen zodat in bijvoorbeeld een verminderd septiem-akkoord geen enkele tertszweving meer wordt gehoord.

1969 Op de zolder van het Gemeentehuis te Asten werd wat nu heet het Nationaal Beiaardmuseum geopend. Het museum verhuisde in 1975 naar het huidige pand alwaar het door Prins Bernhard werd heropend.

1972 Eijsbouts bestaat honderd jaar en verkrijgt het predikaat Koninklijke. Enkele jaren later kan ook Petit & Fritsen het Koninklijke aan zijn naam toevoegen.

1972 Nadat in 1922 en 1925 het eerste en twee Internationale Beiaardcongres had plaatsgevonden, volgde in genoemd jaar het derde te Rotterdam. Sindsdien worden die congressen om de vier jaar en heden ten dage zelfs om de twee jaar gehouden.

1978 De Beiaardwereldfederatie van klokkenspel-verenigingen over de gehele wereld wordt opgericht.

1980

sinds 1980 Mede onder invloed van de opkomende authentieke muziek valt er een kentering te bespeuren in de opvattingen over wat een mooi klinkende beiaard is. Zwevingen zijn niet langer taboe, hoog klinkende Hemony-klokjes worden weer mooi gevonden en de oude speeltrommel dient terug te keren. Ook het broeksysteem wordt niet langer verguisd. Gemeenschappelijk kenmerk van deze benadering is het toelaten van kleine onregelmatigheden die de klokkenklank levendiger maken. Maar het aantal nieuwe beiaarden dat per jaar tot stand komt, loopt aanzienlijk terug.

1981 De St. Romboutstoren te Mechelen verwerft naast de bestaande 17de-eeuwse beiaard van voornamelijk Pieter Hemony een tweede en even zware beiaard uit de gieterij van Eijsbouts.

1983 Ter vervanging van de oude speeltrommel met vrij vallende speelhamers en het in de jaren veertig van deze eeuw geïntroduceerde bandspeelwerk met elektromagnetisch aangedreven hamers verschijnt het computerspeelwerk ten tonele. In deze computer worden alle gegevens opgeslagen die nodig zijn om de elektromagnetische speelhamers zodanig te sturen dat de gewenste melodie op het gewenste tijdstip wordt gespeeld.

1985 De eerste klok met een grote terts-partiaal in plaats van een kleine terts wordt door Eijsbouts en de Technische Universiteit Eindhoven ontwikkeld. Er ontpopten zich voor- en tegenstanders. Nieuwe aangepaste modellen volgden. Twee jaar later, in 1987, gaat Eijsbouts de computer met daarop de eindige elementen-methode gebruiken voor het berekenen van klokmodellen.

1997 In navolging van Mechelen krijgt Amersfoort een tweede beiaard in de O.L. Vrouwetoren. Thans herbergt deze toren de 17de-eeuwse Hemony beiaard en de moderne Eijsbouts-beiaard.

2000

2002 Het vernieuwde en uitgebreide Nationaal Beiaardmuseum zal worden heropend.



Dr. André Lehr

Bron: Nationaal Beiaardmuseum, Asten

Het carillon van Maastricht
Klinkt als een gedicht

Maastricht wil een eigen beiaardier!!!

Plaats reactie